In juni worden in het Kuinderbos en rondom Lelystad de jonge roofvogels geringd. Jaarlijks spoort de boswachter samen met een aantal vrijwilligers daarvoor eerst de ‘horsten’ (nesten) van buizerd, havik, sperwer, wespendief en ransuil op. Voor belangstellenden is er een unieke gelegenheid dit werk van nabij mee te maken .Het Kuinderbos is een boswachterij van 1200 ha in beheer bij Staatsbosbeheer in de provincie Flevoland op de grens met de provincies Friesland en Overijssel. Door de strenge winter en het koude voorjaar blijkt dat er dit jaar aanzienlijk minder roofvogels een broedpoging doen.
Dit jaar speciale roofvogelfotosafari
Belangstellenden die van fotograferen houden kunnen dit jaar tegen betaling 2 uur in kleine groepen mee met de boswachters en de vrijwilligers. Als zij de vogels ringen is er gelegenheid om mooie foto’s te maken. Opgave via www.cameranu.nl .
Nesten zoeken
Het zoeken van de horsten is een arbeidsintensief werk dat vaak al begint in februari. De boswachter krijgt hierbij hulp van vrijwilligers. De vogels beginnen op zachte winterdagen al met het bouwen van de ‘horst’ en het verdedigen van hun territorium. Zodra de boswachter of een vrijwilliger een nest heeft gelokaliseerd klimt de boswachter in de eerste week van juni naar het nest. De jonge vogels gaan in een rugzak aan een touw naar beneden. Een inventarisatiemedewerker met een speciale ringvergunning voorziet de dieren van een aluminium pootring. Deze ring van het vogeltrekstation in Arnhem heeft een uniek nummer. Van de vogels worden de vleugellengte, gewicht, conditie en pootlengte gemeten. Met deze gegevens kan bepaald worden hoe het met de voedselpiramide is gesteld. Tijdens het ringen onderwerpt de boswachter de ‘horst’ aan een inspectie en probeert hij aan de hand van prooiresten te achterhalen wat er zoal gegeten is. Soms worden ringen gevonden van andere vogels die nu prooi geworden zijn, soms ligt er nog een ei in het nest dat niet uitgekomen is.
Voedselketen
Voor Staatsbosbeheer is de roofvogelstand een grove indicatie voor de stand van vogels en andere dieren die dienen als voedsel voor de jongen. Roofvogels staan in de voedselketen van het bos aan de top. Een groot voedselaanbod verhoogt het broedsucces. Het broedsucces vertelt daardoor iets over de stand van de andere dieren in de voedselketen. Het broedresultaat is afhankelijk van verschillende belangrijke momenten. Als er in het voorjaar minder voedsel is broeden de roofvogels bijvoorbeeld later en leggen ze minder eieren. Eenmaal uit het ei gekropen jongen sterven als later in het jaar het voedselaanbod kleiner is. Als de oudervogels veel en lang afwezig moeten zijn om voedsel te zoeken kan een plotselinge regen- en/of onweersbui onbeschermde jonge kuikens in donskleed doen verkleumen waardoor ze dood gaan. Bij haviken komt zelfs kannibalisme voor. Vrouwelijke jongen die groter zijn dan hun broertjes eten hen zelfs op als het voedselaanbod te laag is en het te lang duurt voor de oudervogels met nieuw voedsel terugkomen.
Waarom ringen
Het ringen van vogels is een manier om vogels individueel te kunnen herkennen. Zo komt men bijvoorbeeld te weten waar ze naar toe gaan en hoe oud ze worden.
Het meeste ringwerk wordt verricht door vrijwillige medewerkers van de Nederlandse Ringcentrale ´Het Vogeltrekstation´te Heteren. Voor het vangen van vogels heeft de ringer een vergunning die is verstrekt door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Tevens moet hij een vergunning hebben van de eigenaar en/of beheerder van het gebied waar de ringactiviteiten plaatsvinden. Omdat een zwaan een dikkere poot heeft dan een roodborstje zijn er 17 verschillende voorgeschreven ringmaten. De kleinste zijn 2.0 mm en wegen slechts 0.04 gram. Deze zijn o.a. voor het goudhaantje, fitis, tjiftjaf en winterkoning. De grootste zijn 26 mm en zijn bestemd voor zwanen. Door vogels te ringen worden gegevens verzameld voor bijvoorbeeld het in kaart brengen van de overwinteringgebieden van de broedpopulaties. Ook trekroutes en de pleisterplaatsen onderweg kunnen met ringen worden achterhaald, evenals de resultaten van het broedseizoen.
Daarnaast worden ook gegevens verzameld zoals gewicht, vleugellengte, leeftijd en rui.
Terugmeldingen
Aan de hand van ‘terugmeldingen’, het opnieuw vangen of dood terugvinden van een geringde vogel, levert een schat aan informatie op. Een voorbeeld: de hoogste leeftijden die in de databank van het vogeltrekstation bekend zijn: voor de tuinfluiter en de koolmees 10.7 jaar, het goudhaantje 3.6 jaar, de tjiftjaf 4,9 jaar, de kleine karekiet 12 jaar, een tureluur van 16 jaar en een ijsvogel van zelfs 21 jaar. De inscriptie van de ring bestaat uit een adres en een uniek ringnummer. De oudste buizerd die in het Kuinderbos is teruggevonden bleek 23 oud en sneuvelde 2 winters geleden tijdens de strenge winter. Op Nederlandse ringen staat de tekst ‘Vogeltrekstation Holland’. Wanneer u een ring vindt, wordt u verzocht deze ring op te sturen naar: Nederlandse ringcentrale, Boterhoeksestraat 22, 6666 GA Heteren. Kijk voor meer informatie op www.vogeltrekstation.nl.
Dit geldt ook voor ringen met een buitenlandse inscriptie. Niet voor postduiven! Zij hebben een eigen meldsysteem/adres.
U dient de ring mee te sturen (plat maken en met plakband op papier bevestigen) om een foute aflezing te voorkomen. Graag erbij vermelden: soort (indien bekend), datum, plaats en vindomstandigheden (bv. gepakt door een kat). Op verzoek kunt u de ring weer teruggezonden krijgen. U ontvangt bericht van de ringcentrale over waar en wanneer betreffende vogel is geringd. Wanneer u iets niet vertrouwt, laat gevangen vogels dan niet los maar waarschuw de politie.